Drie jaar geleden sloot ik de deur van het kantoor achter mij. Na tientallen jaren gewerkt te hebben in kantoortuinen en -kamers, van 9 tot 5 omringd door collega’s ging ik van kantoorbaan naar busbaan. Geen flauw idee wat me daadwerkelijk te wachten stond met deze carrière stap. Het doet mij denken aan de beroemde uitspraak van Pippi Langkous; “Ik heb het nog nooit gedaan. Dus ik denk dat ik het wel kan”. Eén van de zaken die opvalt in het beroep van buschauffeur is de zelfstandigheid. Het neigt naar een vorm van eenzaamheid. Los van de vele passagiers sta je er in je eentje voor. Geen collega naast je die je even om advies kan vragen. Dagelijks uren sturen met afstanden van bijna tweehonderd tot soms dik driehonderd kilometer. Vroeg in de ochtend of tot laat in de nacht. Iedere seconde en iedere meter vraagt opperste concentratie om een bus door dorp, stad en streek te besturen. De ene bus is nog langer, breder en zwaarder dan de ander. In de afgelopen twee-en-halve jaar heb ik het verkeer zien veranderen. In een rap tempo. Kort gezegd gaat het er grilliger aan toe in het verkeer en zijn de aanpassingen in de infrastructuur niet altijd in het voordeel van een bus. Als professioneel weggebruiker zorg je er voor dat passagiers en bus veilig op de plaats van bestemming komen. Je houdt de overige weggebruikers nauwlettend in de gaten en schat situaties in en reageert daar alert op. Daarnaast is het van belang dat je met de bus zo economisch mogelijk rijdt. Dat wil zeggen efficiënt brandstofverbruik of in het geval van een elektrisch aangedreven bus, een gunstig verbruik in kilowattuur per rit. En dat de bus storings- en schadevrij de dienst doorkomt. Een grote verantwoordelijkheid. Een bus is een lompe zware doos op wielen. Dat met zorgvuldigheid maar wel op tijd door het drukke verkeer geloodst moet worden.
De waardering van een prettige en veilige rijstijl volgt op het moment dat de passagier zijn of haar bestemming heeft bereikt en bij het verlaten van de bus nog even groet naar de chauffeur. Vaak vergezeld van een ‘dank je wel’. Maar al tijdens de rit zie ik in mijn binnenspiegel of de passagier zich veilig en op zijn of haar gemak voelt. Het moment dat de passagier een boek aan het lezen is tijdens de rit. Of die student die nog even aan de laatste puntjes van het stageverslag werkt op de laptop. Of dames die nog even gezellig nakeuvelen na een dagje shoppen in de stad. Er zijn ook passagiers die na een lange dag werken tijdens de rit in slaap dommelen. Dan wil het wel eens gebeuren dat de passagier op de eindhalte van de bus wakker schrikt. Te laat en dus de uitstaphalte halverwege de rit gemist.
Door de tijd heen leer je het pluimage aan passagiers wel kennen. De passagier stapt in en ik schat voor mijzelf in welke halte mogelijk past bij de persoon. Een soort van brain training. Als ik dan in mijn binnenspiegel kijk en zie een passagier met het hoofd op de schouders een dutje doen, en de halteomroep in de bus hem of haar niet uit de slaap krijgt, neem ik wel eens een hobbel of drempel met iets meer gepaste snelheid. Eén of twee haltes later klinkt dan het stopsignaal. De passagier met de slaap nog in de ogen neemt dankbaar afscheid.
Lees ook: Van kantoorbaan naar busbaan.