Ik halteer op bushalte Oorsprongpark. Halteren, zo heet dat in vaktermen. Passagiers stappen in en uit. Er stapt een jongen in. Jaartje of vijftien, op weg naar zijn middelbare school. Rugzak om en waarschijnlijk geen tijd gehad om zijn haren deze ochtend in model te brengen. Hij oogt een beetje gespannen. Hij heeft zijn OV-chipkaart al in de hand en checkt in. Jammer voor hem licht de kaartlezer rood op en een snerpend geluid maakt duidelijk dat inchecken er voor deze reis niet bij is. Verschrikt kijkt hij mij aan. Zijn saldo op de OV-chipkaart is niet voldoende voor de reis van Utrecht naar De Bilt. De jongen weet zich geen raad. Zijn eerste tentamens starten deze ochtend.
Ik kijk hem aan. De wanhoop is in zijn ogen te lezen. Ik weet hoe stressvol tentamens kunnen zijn. Dan is een leeg gelopen fietsband wel het laatste wat je wil meemaken. Of dat je door de wekker heen slaapt. Laat staan dat je niet met de bus mee kan. Ik zeg tegen hem dat hij plaats kan nemen in de bus en voor zijn terugreis later deze dag zijn saldo op de OV-chip kaart in orde moet maken.
In De Bilt rij ik van halte naar halte. De jongen is op zijn bestemming. Hij komt naar voren gelopen en bedankt mij voor de rit. Hij reikt zijn hand uit en daarin zit iets minder dan een halve reep chocolade. Gewikkeld in verfrommeld zilverfolie. ’Voor u’ zegt hij. Ik wens hem succes met zijn tentamens en bedank hem voor het stuk chocolade. Een lekkernij dat die ochtend waarschijnlijk door zijn moeder is meegeven. Om hem een hart onder de riem te steken. Het heeft in ieder geval deze vroege ochtend gewerkt. Hij is op tijd voor zijn tentamens.
Lees ook: Van kantoorbaan naar busbaan.