Deze overheid heeft besloten de culturele subsidiekraan eens flink terug te draaien. En om onze culturele uitstapjes flink te belasten door het BTW percentage op te hogen. En dat heeft consequenties die de portemonnee raken. Zo staat de prijs van een kaartje voor een concert van Ilse de Lange vandaag de dag gelijk aan een redelijk gevulde boodschappenkar. De prijs van een entreekaartje voor een museum heeft al een hoogte bereikt waarvan je het vermoeden hebt een schilderij uit de geëxposeerde collectie te hebben gekocht. Ik snap dat culturele instellingen, zoals theater en musea, commerciëler moeten opereren. Maar ik ben van mening dat het een taak is van de overheid om cultuur toegankelijk te maken. En te houden. Inmiddels zie ik verschillende initiatieven bij musea en theater ontstaan die ik bij de eerst blik waardeer. Maar bij nader inzien heb ik toch wel mijn vraagtekens. En maak ik me een beetje zorgen. Ik heb het vermoeden dat we straks nog alleen van cultuur kunnen genieten als we maandelijks een bovenmodaal inkomen op onze bankrekening bij schrijven. Het Concertgebouw heeft een nieuwe manier gevonden om de boel te bekostigen. Voor het bedrag van € 12.250 koop je een aandeel. Ook het Singer in Laren heeft een soortgelijke constructie. Voor € 500 mag je je vriend noemen. Voordeel van aandeelhouder of vriend is dat je privileges hebt. Een diner met aandeelhouders, eerste keus bij voorstellingen. Je voelt je bevoorrecht. Door een financiële bijdrage houd je het theater overeind. Geef je cultuur door aan onze volgende generatie. Dankzij de aandeelhouder krijgen de muren weer een likje verf. Maar wat als er wat minder vriendjes op de proppen komen? En hoever gaat de kracht van een aandeelhouder? Bij € 12.250 wil ik toch graag ook wat te zeggen hebben. Waar is die tijd gebleven dat je een jaarabonnement kocht om op de eerste rij te mogen zitten?
De overheid laat ons in de steek. Tijd voor kunstzinnige oplossingen.